Dynamisch Kustbeheer

Deltaproof

Rijkswaterstaat

Stowa

Zandsuppleties en natuur

Petra Damsma, Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving

Elke 4 jaar wordt 48 miljoen m3 zand gesuppleerd langs de Nederlandse kust, ongeveer 30% op het strand en 70% onder water. Een groot deel van deze suppleties vindt plaats in of nabij de kuststrook die door Natura2000 wordt beschermd. Daarom is het belangrijk om de effecten van suppleties op de natuur goed te bestuderen.

Petra Damsma werkt bij Rijkswaterstaat aan het meerjarig kennisprogramma Beheer en Onderhoud Kust. Dit programma heeft tot doel om onderzoeksvragen over suppleties te beantwoorden en de kennis over het kustsysteem uit te breiden. Sinds 2009 vormt ook ecologie hierbij een speerpunt. In dat jaar sloten Natuurorganisaties en Rijkswaterstaat een convenant om samen te werken aan dit thema. Het convenant werd in 2016 hernieuwd. Betere kennis over de ecologie kan helpen om negatieve effecten van suppleties te vermijden of te mitigeren of mogelijk zelfs natuurwaarden te versterken.

Onderzoeksfase 1 (2009-2015)

In de eerste fase van het ecologisch onderzoek (2009-2015) lag de focus op de vooroever. De resultaten laten zien dat de variatie in het bodemleven in de brekerbankenzone groot is. De hersteltijd is kleiner of vergelijkbaar met de herhaaltijd van suppleties. Verder werden er in deze fase nog geen effecten op duinhabitats aangetoond. Dynamiek is dominant voor de ontwikkeling van de duinnatuur. Het onderzoek gaf geen aanleiding voor substantiële wijzigingen in de suppletiepraktijk.

Fase 2 (2016-2021)

In de tweede fase blijft de focus op de vooroever liggen, maar is er meer aandacht voor duinen en wadden. Deze fase richt zich minder op de effecten van één suppletie op één specifieke locatie, maar vooral op de effecten van herhaald suppleren langs de hele kust. Net zoals in de eerste onderzoeksfase blijft de praktische toepasbaarheid van de resultaten centraal staan. Wel is er meer aandacht voor communicatie (zie www.natuurlijkeveilig.nl

Vooroever

Damsma: ‘’We blijven onderzoek doen naar de vooroever. Daarvan weten we het minste, terwijl we er het meeste suppleren. Iedere meting voegt kennis toe. We werken toe naar een habitatmodel voor de ondiepe kust… maar er zijn weinig data, de natuurlijke variatie is groot en er zijn meer sturende factoren dan zandsuppleties alleen. Dus moet ik aan verwachtingenmanagement doen, het model geeft misschien een globaal inzicht in veranderingen in het kustsysteem, maar niet in de effecten van een suppletieprogramma, laat staan van een suppletie.”

Wadden

Er vinden géén suppleties plaats in de Wadden, daarom richt het onderzoek zich alleen op indirecte effecten. Het onderzoek laat zien dat de droogvalduur van platen relevant is en dat de rijkste bodemdiergemeenschappen voorkomen op platen met fijnere korrelgrootte. Gemiddeld over de hele Waddenzee is de korrelgrootte een heel klein beetje toegenomen. Dat kan zijn weerslag hebben op vogels met een duidelijke voorkeur voor bepaalde voedselsoorten.

Duinen: Zie volgende presentatie van Stephanie IJff.

Dilemma’s

Al weten we hoe we het systeem kunnen beïnvloeden, dan nog zullen er keuzes zijn, stelt Damsma. Welke soorten stel je centraal bij je suppletiestrategie? Kies je voor een dynamisch duingebied zonder kalkarme soorten of voor een statisch duingebied mét die soorten? Wat willen we als beheerders eigenlijk met de kust?